Kantoor Door: Ben van MeursHeeft het zin om in hoger beroep schorsing van een uitspraak te vragen?

16 februari 2021

Als de rechter in een civiele zaak uitspraak doet, dan kan die uitspraak ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard worden. Als dit gebeurt, dan heeft een eventueel hoger beroep géén schorsende werking. En moet de veroordeelde zich dus direct aan de uitspraak houden, zelfs al heeft hij daadwerkelijk hoger beroep ingesteld. Om aan de directe werking van zo’n uitspraak te ontkomen, kan meteen bij het instellen van hoger beroep om schorsing van de uitspraak verzocht worden. De lat voor een dergelijke schorsing ligt echter hoog.

Tegen een uitspraak in een civiele zaak kan bijna altijd hoger beroep ingesteld worden. Ongeacht of sprake is van een kort geding of van een “normale” procedure, de zogeheten bodemprocedure. Zolang de rechter in hoger beroep de oorspronkelijke uitspraak niet vernietigt, blijft deze in beginsel gelden.

Maar heeft die uitspraak directe werking, ook als er hoger beroep is ingesteld? Of wordt de werking van die uitspraak opgeschort zolang er in hoger beroep nog niet is beslist? Deze terechte vragen zijn van belang voor een veroordeelde partij. Die zal namelijk willen weten of hij zich meteen aan de uitspraak moet houden. Of dat hij eerst de uitkomst van het hoger beroep mag afwachten voordat hij zich pas aan de uitspraak dient te houden.

Volgens de wet heeft een hoger beroep schorsende werking, tenzij de rechter anders bepaalt. Echter, het is in de praktijk gebruikelijk dat een uitspraak ‘uitvoerbaar bij voorraad’ wordt verklaard. In dat geval maakt de rechter dus gebruik maakt van die uitzonderingsmogelijkheid. De eisende partij moet daar weliswaar om verzoeken, maar een toelichting daarop is niet nodig. Zelfs al verzet de gedaagde partij zich gemotiveerd tegen dit verzoek, dan wordt zo’n verweer vrijwel altijd verworpen. De meeste uitspraken zijn dan ook ‘uitvoerbaar bij voorraad’. En als dit gebeurt, dan heeft een eventueel hoger beroep géén schorsende werking. De veroordeelde zich dan direct aan de uitspraak houden. Zelfs als hij daadwerkelijk hoger beroep heeft ingesteld.

Schorsing van de uitspraak

Het kan voor de veroordeelde partij zeer nadelig zijn om zich direct te moeten houden aan de uitspraak. Bijvoorbeeld als er een discussie speelt over de beëindiging van een huurovereenkomst. Of over de vraag of er koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot een woonhuis. En de uitspraak o.a. inhoudt dat de veroordeelde partij het woonhuis moet ontruimen. In dergelijke gevallen heeft de veroordeelde partij er belang bij om meteen bij het instellen van hoger beroep om schorsing van de uitspraak te verzoeken.

De wet biedt de rechters in hoger beroep de bevoegdheid om de directe werking van een uitspraak te schorsen. Dit doen zij door de ‘uitvoerbaarheid bij voorraad’ van zo’n uitspraak op te heffen. In dat geval geldt weer de wettelijke hoofdregel. En zorgt het ingestelde hoger beroep alsnog voor de schorsing van de directe werking van de uitspraak.

Argumenten voor schorsing

Welke argumenten kunnen leiden tot de schorsing van de uitspraak? Diverse voorbeelden uit de rechtspraak laten zien dat ‘misbruik van procesrecht’ en een afweging van de belangen van beide partijen, mogelijk een reden kunnen zijn om een uitspraak te schorsen. Uit die voorbeelden blijkt overigens dat rechters in hoger beroep niet snel besluiten tot schorsing van de uitspraak.

Bij het beoordelen van de vraag of de uitspraak al dan niet geschorst moet worden, blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing. Dit is dus geen argument voor schorsing.

Er kan echter sprake zijn van misbruik van recht als de uitspraak klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Dan is schorsing dus wel mogelijk en wordt -indirect- dus toch gekeken naar de kans van slagen van het hoger beroep. Zo’n situatie zal zich overigens niet snel voordoen aangezien zelden eenvoudig en snel vastgesteld kan worden dat de rechter een evidente misslag heeft gemaakt bij het doen van de uitspraak.

Ook kan er sprake zijn van misbruik van recht als na de uitspraak feiten voorvallen of aan het licht komen waardoor klaarblijkelijk bij de veroordeelde partij een noodtoestand ontstaat. Dan is dus ook een schorsing van de uitspraak mogelijk. Maar ook hier geldt dat zo’n situatie zich niet snel voordoet aangezien de rechters in hoger beroep hoogstzelden zo’n noodtoestand aannemelijk achten.

Tot slot kan een afweging van de belangen van beide partijen mogelijk een reden voor schorsing van de uitspraak zijn. Wederom geldt dat zo’n situatie zich niet snel voordoet aangezien de rechters in hoger beroep er van uitgaan dat zo’n belangenafweging al bij de totstandkoming van de uitspraak heeft plaatsgevonden. Als evident is dat de veroordeelde partij een heel groot belang heeft bij schorsing, terwijl de andere partij een heel klein belang heeft bij de directe werking van de uitspraak én bijvoorbeeld niet in staat is om financiële zekerheid te bieden voor het tegengaan van de schadelijke gevolgen van zo’n directe werking, bestaat de kans dat de uitspraak geschorst wordt. Het enkele feit dat zonder schorsing een onomkeerbare situatie ontstaat, is in beginsel onvoldoende voor schorsing.

Nieuwe feiten en omstandigheden

Daarnaast is van belang dat de schorsing van een uitspraak door de rechters in hoger beroep alleen gebaseerd kan worden op basis van nieuwe feiten en omstandigheden. Het moet daarbij gaan om feiten en omstandigheden waarmee de rechter die de uitspraak heeft gedaan, nog geen rekening kon houden. Dit omdat zij zich pas ná de uitspraak hebben voorgedaan.

Het is namelijk niet de bedoeling dat bij de beoordeling van de schorsing feiten en omstandigheden worden betrokken die zich al voordeden voorafgaand aan de uitspraak. Deze hebben namelijk al meegewogen bij de beoordeling van het verzoek tot uitvoerbaarverklaring van de uitspraak. Vandaar dat een gedaagde partij er in voorkomend geval verstandig aan doet om toch verweer te voeren tegen een verzoek tot ‘uitvoerbaarheid bij voorraad’ en daartoe alle argumenten kenbaar te maken.

Kortom

Hoewel in theorie om schorsing van de directe werking van een uitspraak verzocht kan worden, is de kans op succes bij zo’n verzoek bepaald niet groot. Tenzij de veroordeelde partij goede, zwaarwegende argumenten heeft die binnen het hiervoor geschetste toetsingskader toch van doorslaggevende betekenis zijn, lijkt het geen zin te hebben om in hoger beroep schorsing van de uitspraak te vragen.

De veroordeelde partij kan dan beter aandacht besteden aan het zo goed mogelijk presenteren van al zijn argumenten om de rechters in hoger beroep de uitspraak te laten vernietigen. Want in hoger beroep vindt een volledige herbeoordeling plaats op basis van alle argumenten die worden aangevoerd ter onderbouwing van dat hoger beroep. Die toetsing gaat een heel stuk verder dan bij de beoordeling van de vraag of de uitspraak geschorst moet worden.

De procesrechtspecialisten van KampsVanBaar Advocaten adviseren u graag over hoger beroep en uw proceskansen in zo’n procedure. Wilt u meer weten of heeft u een vraag? Neem dan contact op met procesadvocaat mr. Ben van Meurs via 046 420 56 60 of via vanmeurs@kampsvanbaar.nl

 

Wilhelminastraat 25, 6131 KL Sittard
046-4205660
info@kampsvanbaar.nl

Volg ons op: